Soms word ik echt moe van mijzelf. Houd er toch eens mee op, zeg ik dan, laat iedereen toch lekker zijn ding doen en ga fijn vissen. Gewoon genieten. Dat het je niet kan schelen of en wat je vangt. Dat het werpen, het menden, het opnemen of straktrekken als in een droom hun eigen ritme krijgt. Dat je nergens aan denkt, het beeld van het spiegelende water, de vlieg of leaderpunt en de subtiele bewegingen van vis vult je hoofd. Het wordt als een klassiek renaissance duet, volkomen harmonieën, met eigen melodieën die samen weer een heel eigen dialoog vormen. Volslagen vrede om je heen en in je zelf. De stilte wordt gevormd door het water en de wind in de bomen en af en toe een vogel of een spetter van de vis. De zon schittert op de koppen van de golfjes, en het licht schuift langzaam weg, van blauw naar geel, oranje en rood, totdat de schemer zo zwaar wordt dat je de lijn en vlieg niet meer kunt zien. De kilte komt op van het water en licht huiverend waad je naar de kant en langzaam zakt de wereld weer in je hoofd. Een trance is over en verbaasd merk je dat het al veel te laat is, en je moet nog !!
Typisch de vliegvisserij in de zomer op vlagzalm, forel of voorn. Een visserij die zelfs dril en landing, onthaken en terug laten glijden in een cadans zet. Geen heroïsche gevechten van de vis, geen angstige voorgevoelens over brekende leaders, losschietende haken of gevaarlijk krom staande hengels. Geen pijnlijke polsen of verkrampte bovenarmen, maar lichte druk, mooie oplichtende druppels en sierlijke kolken van de weer wegzwemmende vis. Elegant, dat is het. Voor fijnproevers en levensgenieters. Niets voor prestatiedrijvers, topscorers en andere geweldenaren.
Maar dan roept de winter, de grote schaduwen onder het oppervlak, de kwade kolk van de sluipmoordende rovers, de rukkende wind en de koude vingers. Tussen de gevallen bladeren, die bruin, rood en geel het gras afdekken, loop je naar de dorre rietstengels en breng je de lijn op lengte. De streamer waaiert op je af en in je vinger komt de groef van de langsschuivende lijn. Regenvlagen striemen je rug en het water sijpelt in je kraag een ijskoud spoor trekkend over je warme rug onder de trui en de wasjas. En daar is de klap in een grote kolk en de snoek zwemt meters weg. Je verkilde hart wordt warm en het ongemak is vergeten. Rukkend buigt de hengel zich telkens weer en langzaam komt de snoek dichterbij. Op haar zij laat ze zich gemakkelijk pakken en onthaken. Dan glijdt ze weer over de resten van de waterplanten de diepte in. Je kijkt trots om je heen, maar er is niemand om je te bewonderen. Dat doe je zelf wel.
Als de opwinding weg ebt, wordt de lijn weer uitgeworpen en gaat het strippen weer door, telkens de aanslag verwachtend van de geelgroen opflitsende snoek. Totdat de schemer valt, de lichten in de boerderijen ontstoken worden en de auto's rode en witte lichtsporen trekken op de weg door de polder. Verkleumd met ijskoude, natte handen wordt de streamer losgehaakt , de lijn opgewonden, de hengel gedeeld en in het foudraal gestopt. Blij dat je in de warme auto kunt stappen, sukkel je in de file naar huis. Het heeft weinig elegants of lichtvoetigs, dit is voor de stoere diehards, vind je.
Maar gelukkig kun je dan de winter ontvluchten en in je zwembroek en T-shirt het warme water van de flat oplopen. Voortdurende dansende lichtstrepen op de zandbodem met diepe trechters van de krabben, waar je zonnebril en je pet je moeten helpen om vis te zien. Langzaam schuifel je over de bodem, om geen grote golven te maken en de tijd te krijgen de bijna onzichtbare vissen op te merken. Een lome, warme zwaarte lost op en je wordt alerter en scherper. Want ze zijn er wel, maar je ziet ze niet. Bij het rif gekomen vis je rustig de kant van de lagune af. De oceaan rolt met golven tegen het rif en het witte schuim rolt tot voor je voeten. Je ziet de staart en rugvinnen van vis die het rif afschuimt en af en toe flitst een barracuda achter een snappertje aan. De wind en de beukende golven maken een voortdurend zwaar geluid dat geruststellend doorgaat. Regelmatig rukt een vis aan de lijn en dan staat de hengel zo krom dat je wel lijn moet toegeven en soms gilt de reel het uit, van plezier, denk je, want de vis kan sterk zijn, ook al zijn ze niet altijd groot. De zon brandt op je armen en in je nek en soms zou je die wel willen wegstoppen, bijna pijnlijk kan het worden. Maar even je armen onder water en wat water in je nek, dan gaat het weer. Maar de golven gaan door, het water is spathelder, het koraal schemert op de bodem en de vis grijpt je vlieg. 's Avonds zit je op een waranda in de duisternis van de tropennacht en geniet je nog na van de felle zonnebeelden in je hoofd en de krachtige rukken van die grote bonefish of barjack, terwijl je aan een glas koele wijn nipt.
Soms is het leven zo simpel en juist dan zo de moeite waard!!
Met groet van Paul Blokdijk